SGA-Consultancy

  • Twitter
  • Google Plus
  • Linked in
  • Facebook

Reikwijdte schadevergoedingsplicht bij het ten onrechte niet opleggen loonsanctie.

Als een werkgever onvoldoende reïntegratieinspanningen heeft verricht wordt door het UWV een loonsanctie opgelegd. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat het UWV verzuimt om in een dergelijke situatie een loonsanctie op te leggen.

Is het UWV aansprakelijk voor de mogelijke schade op grond van een onrechtmatige daad (6:162BW) bij een werknemer als deze op basis van bijvoorbeeld de CAO recht zou hebben op de betaling van 100% van het oorspronkelijk loon in het geval van een loonsanctie door het UWV.

De casus

Op 19 augustus 2010 wordt aan de werknemer door het UWV medegedeeld dat hij per 15 juli 2010 niet in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Wet WIA. Tevens wordt gemeld dat de werkgever onvoldoende reïntegratieinspanningen heeft verricht, dat dit een loonsanctie zou rechtvaardigen, maar dat het niet mee mogelijk is omdat het UWV heeft verzuimd om het tijdig op te leggen.

De werknemer voert aan dat hij, als de loonsanctie tijdig was opgelegd, volgens de CAO recht zou hebben op een loondoorbetaling van 100%. De aanvullende betaling tot 100% is in zijn situatie niet afhankelijk van een nadere beslissing van de werkgever nadat de loonsanctie is opgelegd, maar volgt direct uit het opleggen van de loonsanctie en de wettelijke plicht tot naleving van de CAO. Er is in dit geval geen sprake van een extra schakel in de keten van gevolgen van het onrechtmatig handelen door het UWV. Het opleggen van de loonsanctie zou direct een loonvordering van 100% hebben opgeleverd. De schade bestaat dan ook uit het gemiste rechtens afdwingbare loon. In de praktijk heeft de werknemer een WW uitkering genoten: 2 maanden 75% en daarna 70% van zijn loon.

Een verzoek om schadevergoeding wordt door het UWV afgewezen. Ook de Rechtbank wees het verzoek van de werknemer af onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad – onder meer de uitspraken van 27 augustus 2008, LJN BE9388 en 28 juli 2010, LJN BN2757 – waarbij werd overwogen dat de schadevergoeding als gevolg van loonderving zich beperkt tot 70% van het loon, althans het wettelijk minimumloon.

Hetgeen een werkgever meer betaald zou hebben, kan dan ook niet gelden als schade ten gevolge van het ten onrechte niet opleggen van een loonsanctie. Dit is niet anders in het geval een werknemer het UWV aanspreekt voor schade als gevolg van het niet opleggen van een loonsanctie. Gelet op het feit dat het UWV aan appellant vanaf 15 juli 2010 een WW-uitkering heeft toegekend ter hoogte van 70% van zijn loon, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van loonschade die door het UWV moet worden vergoed. De door de werknemer geclaimde schade met betrekking tot de aanvulling op grond van de CAO heeft naar het oordeel van de Rechtbank geen betrekking op de verplichting van de werkgever om 70% van het loon te betalen. Het vereiste causale verband tussen het achterwege laten van een loonsanctie en deze schade ontbreekt. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de pensioenschade.

Beslissing CRvB

De CRvB heeft de overwegingen van de Rechtbank volledig onderschreven. De rechtbank heeft daarbij terecht verwezen naar de vaste rechtspraak van de Raad. Daarin is meermaals geoordeeld dat de schadevergoeding in het geval van het ten onrechte niet opleggen van een loonsanctie zich beperkt tot 70% van het loon, althans het wettelijk minimumloon. Dit is niet anders wanneer de werkgever op grond van de voor hem geldende CAO bij het opleggen van een loonsanctie verplicht is om 100% van het loon door te betalen. Deze plicht tot 100% loondoorbetaling volgt niet uit artikel 7:629 van het BW, maar uit de CAO. Nu in artikel 25, negende lid, van de Wet WIA uitsluitend verwezen wordt naar artikel 7:629 van het BW valt de door de werknemer geclaimde schade, bestaande uit 30% loonderving, op grond van de CAO wegens het gemis aan het vereiste causale verband, niet aan het UWV toe te rekenen.

Conclusie

Dat het gevoel en de wetstoepassing niet altijd overeenkomen blijkt eens te meer uit deze zaak. Voor het gevoel is het mislopen van de 100% doorbetaling een (rechtstreeks) gevolg van het verzuim om tijdig een loonsanctie op te leggen, voor de wetstoepassing ontbreekt het causaal verband tussen de niet tijdige loonsanctie en het mislopen van de 100% loondoorbetaling. In de praktijk is deze uitspraak een bevestiging van eerdere uitspraken van de CRvB waarbij is bepaald dat de schade als gevolg van het niet opleggen van een loonsanctie aan de kant van de werknemer niet meer bedraagt dan 70% van het loon rekening houdende met de begrenzing door het maximale dagloon, althans het wettelijk minimumloon. Tevens impliceert deze uitspraak dat een werkgever in het jaar van de loonsanctie, tenzij in de CAO of anderszins afgesproken, slechts gehouden is om 70% van het loon te betalen.