Gistermiddag diende het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen de beslissing op bezwaar tegen een voorschotbeschikking WGA. Reden niet-ontvankelijkheid: geen belang werkgever omdat deze financieel niet benadeeld wordt door de toekenning van het voorschot.
Onze inzet: gelet op de werkwijze UWV (telefoontje aan klanten contact center is al voldoende voor toekenning) is er geen sprake van een voorschot in de zin van art. 4:95 lid 1 Awb en verrekening met het achteraf vastgesteld recht is o.g.v. 4:95 lid 4 niet mogelijk. Toerekening GDP Whk kan niet meer zijn dan hetgeen feitelijk is betaald voor n.a.v. het vastgesteld recht.
Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de voorschotbeschikking ook aangemerkt moet worden als een toerekeningsbesluit voor de GDP Whk. Het UWV had dat eerst ontkend. In de praktijk worden “voorschotten” klakkeloos aan de werkgever toegerekend. Het UWV verwijst daarvoor naar de brief van minister Koolmees van 30-8-2021. Wij vinden dat de toerekening niet mag omdat de voorschotten niet aan de voorwaarden van 4:95 lid 1 voldoen en dus geen verrekenbare en ook geen toerekenbare voorschotten zijn.
Het belang van de werkgever bij bezwaar tegen een voorschotbeschikking is o.a.:
Onterechte toerekening voor de GDP Whk,
Kosten reïntegratie en alles wat bij komt kijken tot einde dienstverband; en
Geen compensatie van het deel van de transitievergoeding na einde wachttijd.
Uitspraak: 10-5-2023