SGA-Consultancy

  • Twitter
  • Google Plus
  • Linked in
  • Facebook

Archive for januari, 2014

MAATWERK, geldt dat ook voor passende arbeid?

Posted on: No Comments

De casus

De gemeente Almelo heeft een verzoek van een uitkeringsgerechtigde om ontheffing van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling afgewezen. Aan het verzoek lag een rapport van een bedrijfsarts, een psycholoog, een verzekeringsarts en een psychiater ten grondslag waarin als conclusie is vermeld dat betrokkene in staat is om met een geleidelijke urenopbouw deel te nemen aan het door de gemeente beoogde re-integratietraject. Uit het rapport volgt onder andere dat betrokkene bovengemiddeld moeite heeft met externe prikkels (drukke werkomgeving).

De gemeente heeft betrokkene driemaal opgeroepen om te verschijnen voor een onderzoek naar zijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt en daarbij vermeld dat hij verplicht is van de aangeboden voorziening gebruik te maken. De voorziening blijkt een werkstage in deeltijd met als doel om te onderzoeken waar de kwaliteiten van betrokkene binnen een werkomgeving liggen. Het onderzoek, waarvan het bewegingsonderdeel is uitgesloten in verband met de lichamelijke beperkingen van betrokkene, zou plaatsvinden in een trainingscentrum en zou zes weken in beslag nemen. De uitkomsten van dat onderzoek zouden moeten leiden tot een individuele ontwikkelingsdiagnose waarin duidelijk is beschreven welke vervolgstappen worden ingezet in de richting van betaald werk voor betrokkene. Betrokkene is tot driemaal toe op de aangegeven data niet verschenen.

Vanwege de weigering om te verschijnen heeft de gemeente betrokkene driemaal een sanctie opgelegd bestaande uit achtereenvolgens een verlaging van de uitkering voor respectievelijk één, twee en drie maanden met 100%. Na bezwaar werden de sancties gehandhaafd.

De Rechtbank

De Rechtbank heeft de beroepen van betrokkene tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, heeft de bestreden besluiten vernietigd en de besluiten herroepen. De Rechtbank heeft daartoe overwogen dat de gemeente bij de aangeboden voorziening weliswaar rekening heeft gehouden met de door deskundigen geadviseerde geleidelijkheid in urenopbouw en met de in het rapport vermelde lichamelijke beperkingen, maar niet met de daarin vermelde overige beperkingen, waaronder die met betrekking tot de bovengemiddelde moeite die de uitkeringsgerechtigde heeft met externe prikkels (drukke werkomgeving). Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de gemeente ten onrechte niet onderzocht of betrokkene in het kader van het onderzoekstraject in een drukke werkomgeving zou worden tewerkgesteld en daarmee werkzaamheden zou moeten verrichten die voor hem medisch niet passend zijn. Van betrokkene kon niet worden verlangd het risico van toename van zijn klachten te nemen door daadwerkelijk de in het kader van het onderzoekstraject aangeboden werkzaamheden te gaan verrichten. Op grond daarvan heeft de Rechtbank geoordeeld dat de gemeente had dienen af te zien van het opleggen van de maatregelen omdat elke vorm van verwijtbaarheid aan de kant van betrokkene ontbrak. De gemeente is tegen deze uitspraak in beroep gegaan.

Centrale Raad van Beroep

De Raad heeft het oordeel van de Rechtbank dat bij betrokkene elke vorm van verwijtbaarheid bij de uitkeringsgerechtigde ontbrak bevestigd en overweegt daartoe het volgende:

● Volgens vaste rechtspraak (CRvB 26 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3331) is het niet aan de betrokkene, maar aan het bijstandverlenend orgaan om te bepalen welke re-integratievoorziening voor de betrokkene is aangewezen om het uiteindelijk beoogde doel, arbeidsinschakeling, te bereiken. Wel is vereist dat het bijstandverlenend orgaan maatwerk levert en de voorziening het resultaat is van een zorgvuldige, op de persoon toegesneden afweging. Het bijstandverlenend orgaan dient voorts aan de betrokkene kenbaar te maken waaruit de voorziening concreet bestaat, waarom deze voorziening, gelet op de individuele feiten en omstandigheden, is aangewezen en welk tijdpad wordt gevolgd.

● Niet in geschil is dat het onderhavige traject – door de gemeente aangeduid als onderzoek naar de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en ook wel als onderzoeksfase van de re-integratievoorziening en als werkstage – een voorziening is als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB. Uit wat hiervoor is overwogen vloeit voort dat de gemeente ten aanzien daarvan maatwerk diende te leveren en dat het aanbod om het traject te volgen het resultaat diende te zijn van een zorgvuldige, op de persoon van betrokkene toegesneden afweging.Dit klemt temeer nu de deskundigen hebben geconcludeerd dat betrokkene beperkingen heeft in het persoonlijk en sociaal functioneren en hij langdurig werkloos was. De gemeente diende aan betrokkene kenbaar te maken waaruit de voorziening concreet zou bestaan, waarom deze voorziening – gelet op de individuele feiten en omstandigheden van betrokkene – was aangewezen en welk tijdpad zou worden gevolgd.

● De gemeente is hierin tekort geschoten. Uit de gedingstukken is niet op te maken dat de gemeente voorafgaand aan de brieven van 6 en 8 september 2010, waarbij betrokkene is opgeroepen om aan het traject deel te nemen, in voldoende mate rekening heeft gehouden met de beperkingen van betrokkene, zoals blijkend uit het onderzoeksrapport van de deskundigen. Integendeel, uit het verhandelde ter zitting van de Rechtbank blijkt dat de gemeente zich voorafgaand aan het aanbod niet op de hoogte heeft gesteld van de concrete aard van het werk dat betrokkene in het kader van het aangeboden traject zou moeten verrichten en van de omstandigheden waaronder dat zou moeten gebeuren. De gemeente is, ofschoon daartoe opgeroepen, niet ter zitting van de Raad verschenen om vragen met betrekking tot de gang van zaken en de feitelijke werksituatie te beantwoorden, zodat niet alsnog kan worden vastgesteld dat het aanbod van de onderhavige voorziening het resultaat was van een zorgvuldige, op de persoon van betrokkene toegesneden afweging en waarom deze voorziening, gelet op de individuele feiten en omstandigheden van betrokkene, was aangewezen.

● De beroepsgrond dat de gemeente niet de gelegenheid heeft gehad om tot een zorgvuldige afweging te komen doordat betrokkene niet heeft deelgenomen aan het traject, slaagt gelet op het voorgaande niet. De omstandigheid dat deze voorziening was bedoeld om onderzoek te doen naar de arbeidsmogelijkheden van betrokkene, ontsloeg de gemeente niet van de verplichting om maatwerk te leveren, zoals hiervoor bedoeld. Dit maatwerk moet dus ook al voorafgaand aan de voorziening houdende een onderzoek worden geleverd, waarbij rekening moet worden gehouden met dan reeds bekende bijzonderheden van een betrokkene. De gemeente had door onderzoek op de verschillende locaties van het trainingscentrum kunnen vaststellen welke van de daar aangeboden werkzaamheden in overeenstemming waren met de bij betrokkene vastgestelde beperkingen. Aldus had de gemeente kunnen waarborgen dat betrokkene in het aangeboden onderzoekstraject niet in voor hem schadelijke omstandigheden zou hoeven werken.

● De beroepsgrond dat een drukke werkomgeving niet hoeft in te houden dat er veel externe prikkels zijn slaagt evenmin, nu de gemeente heeft nagelaten dit te onderzoeken.

● Onder deze omstandigheden kan aan betrokkene niet worden verweten dat hij niet heeft meegewerkt aan de hem aangeboden voorziening.

Passende arbeid

Bovengenoemde casus heeft betrekking op de toepassing van het sanctie regime dat aan de WWB is verbonden bij weigering om mee te werken aan door de gemeente aangeboden voorzieningen. Uit de overwegingen blijkt dat de Raad een vergaande onderzoeksplicht bij de gemeente neerlegt, en dan vooral als er (geobjectiveerde) indicaties zijn met betrekking tot de omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde.

Artikel 7:658a BW spreekt in de situatie van de re-integratie van een zieke werknemer van passende arbeid en verstaat daaronder “alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemers is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de werknemer kan worden gevergd”.

Uit de definitie van passende arbeid valt mijns inziens al af te leiden dat er van de kant van de werkgever mag worden verwacht dat er eerst een onderzoek naar de aard en inhoud van de passende arbeid wordt gedaan en dat daarbij rekening wordt gehouden met de geobjectiveerde beperkingen van de werknemer. Een en ander betekent dus dat de werkgever en/of de re-integratieconsulent in voorkomende gevallen bijvoorbeeld een onderzoek op de mogelijk toekomstige werkplek moeten laten uitvoeren alvorens de passende arbeid aan de werknemer kan worden aangeboden.

In de praktijk stemt de re-integratieconsulent de mogelijkheden met de werknemer af en wordt, ingeval van twijfel, advies ingewonnen bij de daartoe bevoegde specialisten zoals de bedrijfsarts of een arbeidsdeskundige. Het is dus onverstandig om eigenhandig een passende baan te creëren en van een werknemer te eisen dat deze al doende erachter komt of het wel of niet haalbaar is. U riskeert in een dergelijk geval het risico dat als er geen of onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen van de werknemer deze nog meer schade oploopt waarvoor u als werkgever aansprakelijk bent. Gedegen onderzoek vooraf verdient de voorkeur!

 

Glenn Azimullah

UWV waarschuwt: vul online nep-onderzoek niet in

Posted on: No Comments

16 januari 2014

Als u uwv.nl opent, verschijnt er mogelijk een nieuw scherm met enkele vragen die horen bij een onderzoek. Vul dit nep-onderzoek vooral niet in en sluit het scherm. Dit onderzoek wordt aangeboden door de website the-officialsurvey.com. En dus niet door UWV, hoewel de website wel die indruk wekt.

U krijgt dit onderzoek alleen te zien als uw computer is besmet door een virus. Dit onderzoek vraagt u om een aantal vragen in te vullen en belooft dat u daarna een cadeau krijgt. Ook vraagt het onderzoek om vertrouwelijke gegevens, waaronder uw creditcardnummer.

Als u het onderzoek toch invult, dan kunnen uw gegevens in handen komen van een criminele organisatie. Controleer of uw anti-virusprogramma is bijgewerkt en probeer het virus van uw computer te verwijderen.

Let op: UWV vraagt nooit om creditcard gegevens!

Een leuke rechterlijke uitspraak uit 2013

Posted on: No Comments

rechterDat in een rechtszaak soms wonderlijke stellingen worden ingenomen of markante verweren worden gevoerd is algemeen bekend. Leuker wordt het pas als de rechter in zo’n zaak op een luchtige en ludieke wijze zijn/haar beslissing beargumenteerd. Zie onderstaande overwegingen:

3. De beoordeling
3.1. [gedaagde] heeft niet bestreden dat hij een lening (in rekening-courant) heeft ontvangen van SNS Bank ten bedrage van € 17.188,35, althans dat dat bedrag nog als openstaand in rekening-courant resteert.
3.2. Het verweer van de gemachtigde van [gedaagde] dat [gedaagde] van het geleende bedrag geen euro heeft ontvangen, moet, in letterlijke zin, waarschijnlijk als juist worden aanvaard. Eveneens zal juist zijn dat de banken slechts bedragen van de ene rekening naar de andere overboeken zonder dat er in werkelijkheid een euro wordt verplaatst. En voorts zal juist zijn dat slimme economen een theorie hebben ontworpen op grond waarvan er op de een of andere (voor de leek ondoorgrondelijke) wijze dekking bestaat voor de bedragen die bij rekeninghouders op de rekening staan. In hoeverre die dekking daadwerkelijk bestaat en in hoeverre die theorie juist is, behoeft echter in dit geding niet te worden beoordeeld, om de volgende reden.
3.3. [gedaagde] heeft namelijk, zo blijkt uit de bij dagvaarding overgelegde stukken, gebruik gemaakt van de hem door SNS Bank ter beschikking gestelde gelden (ook al was dat volgens de gemachtigde van [gedaagde] een slechts zuiver theoretische, boekhoudkundige terbeschikkingstelling) door daarmee (kennelijk eveneens zuiver theoretische) betalingen te doen aan derden. Daarmee is (binnen het in de westerse wereld geldende juridische systeem, dat – toegegeven – op slinkse wijze aan het economische systeem is gekoppeld) op hem de plicht jegens SNS Bank komen te rusten om de hem (boekhoudkundig) ter beschikking gestelde gelden terug te betalen. Die terugbetaling behoeft echter niet te geschieden door daadwerkelijk euro’s naar SNS Bank te brengen, maar mag eveneens zuiver boekhoudkundig gebeuren door een overboeking van een rekening naar de rekening van SNS Bank. Binnen het heersende systeem bestaat namelijk (in principe) voor een zodanige overboeking dezelfde dekking als voor de overboeking die SNS Bank aan [gedaagde] heeft gedaan. Deze dekking bestaat misschien niet daadwerkelijk, maar wel theoretisch, zolang iedereen, althans veruit de meeste mensen, vertrouwen hebben in het systeem. Tot op de dag van deze uitspraak is dat nog het geval, althans – zo moet dezer dagen een slag om de arm worden gehouden – de kantonrechter hebben nog geen andersluidende berichten bereikt.

De vordering is daarom toewijsbaar.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2013:CA1881