SGA-Consultancy

  • Twitter
  • Google Plus
  • Linked in
  • Facebook

Archive for augustus, 2019

Afhandeling Melding te late beslissing

Posted on: No Comments

Dat er bij de massale postverwerking af en toe iets fout gaat valt in redelijkheid te begrijpen. Deze week mocht ik binnen 6 dagen – zo snel maken wij het zelden mee – een afwijzing op een Melding te late beslissing ontvangen. De motivering c.q. beslissing: “Wij betalen u geen vergoeding omdat er hier geen aanvraag aan ten grondslag ligt“.

In deze casus hebben wij het UWV gevraagd om – in de lijn van hun argumenten in de bezwaar- en beroepsprocedure – werknemer aan te spreken op zijn herstelgedrag. Volgens de VA en VA B&B waren er nog behandelmogelijkheden bij iemand die meerdere jaren met dezelfde beperkingen kampt en al verscheidene malen is behandeld, echter zonder resultaat.

Omdat we geen enkele reactie op het verzoek mochten ontvangen, hebben wij het UWV het dwangsom formulier toegezonden. De afwijzing verbaasde ons ten zeerste en het toeval wilde dat uitgerekend dit verzoek niet aangetekend was verzonden. Een telefoontje naar het UWV had als resultaat dat gemeld werd dat ze de brief wel hadden ontvangen en dat deze al was gearchiveerd. Kortom, het UWV is/was niet van plan om invulling aan het verzoek te geven c.q. de brief te beantwoorden. Op zich al bedenkelijk als dezelfde organisatie dat als argument in procedures inbrengt, maar gevraagd om haar taken uit te voeren het verzoek vervolgens naast zich neerlegt.

Onderstaand treft u de kern van ons per kerende post toegezonden bezwaarschrift: “U stelt in uw beslissing dat er geen aanvraag aan het verzoek ten grondslag ligt. Uw stelling is bezijdens de waarheid, omdat bij de melding een kopie van het verzoek van 14 juni 2019 was gevoegd. Uit het telefonisch contact met de heer Dxxxx Lxxxxx op 29 augustus 2019 is al binnen enkele minuten gebleken dat u de brief met dagtekening 14 juni 2019 (bijlage 2) op 14 juni 2019 heeft ontvangen – voor de goede orde zet ik standaard de dagtekening 1 dag vooruit –  en dat de brief op 17 juni 2019 is gearchiveerd. Kortom, het UWV heeft de brief ontvangen en bij het UWV was en is niet de minste intentie aanwezig om de brief te behandelen.

Uw voortvarende afwijzing van de Melding te late beslissing staat in schril contrast met de wijze van afhandeling van de brief van 14 juni 2019. Uw beslissing van 27 augustus 2019 en de wijze waarop tot nu toe met het verzoek is omgegaan ervaar ik als grievend/stuitend en getuigen van een instelling die zeer laakbaar is.”

Verrekening transitievergoeding met schadevergoeding ex 7:658 BW

Posted on: No Comments

Inleiding
In het ‘Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding’ is geregeld welke kosten de werkgever in mindering mag brengen op de transitievergoeding. Over de wijze van omgaan met de transitievergoeding in het kader van de schadeafhandeling vanwege de aansprakelijkheid van een werkgever voor de arbeidsongeschiktheid van een werknemer is er geen regeling getroffen. De Rechtbank Den Haag geeft in bijgaande uitspraak daar uitsluitsel over. Ook de rol van de Regeling compensatie transitievergoeding komt in deze uitspraak aan de orde.

Achtergrond
Werknemer is arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een bedrijfsongeval. Werkgever heeft de aansprakelijkheid (7:658 BW) aanvaard en de schadeafwikkeling wordt door diens verzekeraar geregeld.

RECHTBANK ECLI:NL:RBDHA:2019:3830

Vordering werknemer
In een deelprocedure op grond van artikel 1019w Rv vordert een werknemer in het kader van de afhandeling van het dienstverband middels een vaststellingsovereenkomst om voor recht te verklaren dat:
Primair – een causaal verband (condicio sine qua non-verband) ontbreekt tussen enerzijds de transitievergoeding die hij heeft ontvangen en anderzijds het ongeval en dat daardoor deze transitievergoeding volledig buiten beschouwing dient te blijven bij de bepaling van de hoogte van de schade die de verzekeraar namens werkgever aan werknemer dient te vergoeden ter zake het ongeval; en
Subsidiair – het niet redelijk is om de die hij heeft ontvangen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, in mindering te brengen op de schadevergoeding die de verzekeraar namens de werkgever aan werknemer dient te vergoeden ter zake het ongeval, en de verzekeraar te veroordelen in de kosten van het geding conform de in het geding gebrachte begroting.

Causaal verband
Op de vraag of er feitelijk causaal (oftewel: condicio sine qua non-verband) bestaat tussen het ongeval en de ontvangen transitievergoeding beantwoord de Rechtbank bevestigend. De redenering daarbij is dat niet is in geschil dat werknemer zonder ongeval niet arbeidsongeschikt zou zijn geraakt, noch dat het dienstverband van werknemer vanwege zijn arbeidsongeschiktheid is beëindigd. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het ongeval een noodzakelijke voorwaarde is geweest voor de beëindiging van het dienstverband van werknemer wegens arbeidsongeschiktheid. Het feitelijk causaal verband tussen het ongeval en de beëindiging van het dienstverband en daarmee de ontvangen transitievergoeding staat derhalve vast.

Redelijkheid
Bij de beoordeling van de vraag of het redelijk was om de transitievergoeding in mindering te brengen op de schadevergoeding ging de rechtbank uit van de factoren:
De aard van de aansprakelijkheid:
De aard van de schade:
De voorzienbaarheid van de schade; en
De aard van het voordeel.
De rechtbank heeft in 4.19 als volgt overwogen: “De aard van de transitievergoeding pleit aldus voor de conclusie de transitievergoeding te betrekken in de schadeafwikkeling. De omstandigheid dat de hoogte van de transitievergoeding is gekoppeld aan de lengte van het dienstverband van [verzoeker] en niet aan de datum van het ongeval maakt dit, anders dan [verzoeker] stelt, niet anders. De schadevergoedingsverplichting van Vialis strekt ertoe [verzoeker] zoveel mogelijk in de positie te brengen zonder ongeval. In die situatie zou [verzoeker] geen transitievergoeding hebben ontvangen.”

Compensatie transitievergoeding
Werknemer voerde ook nog aan dat de werkgever bevoordeelt zou worden doordat deze recht had op compensatie van het bedrag van de transitievergoeding op grond van de per 1 april 2020 in werking tredende artikel 7:673e BW (Stb. 2018, 234). Dit werd door de rechtbank afgewezen, zie overweging 4.23: “Van ‘profijt’ van de transitievergoeding door de werkgever, is, anders dan [verzoeker] stelt, geen sprake. Met compensatie is beoogd om werkgevers tegemoet te komen in de kosten van beëindiging van een dienstverband in het geval van onder meer langdurige arbeidsongeschiktheid en om daarmee die beëindiging in voorkomend geval als blijk van fatsoenlijk werkgeverschap te stimuleren. Met die prikkel is moeilijk verenigbaar de transitievergoeding buiten de schadeafwikkeling te laten. In dit licht kan [verzoeker], anders dan hij meent, de keuze van Vialis om het dienstverband met [verzoeker] te beëindigen en hem niet tot aan zijn pensioen (in 2019) in dienst te houden rechtens dan ook niet met succes tegenwerpen.”

Conclusie
De transitievergoeding dient als schadebepalende factor bij de schadeafwikkeling te worden betrokken en dus als voordeel in mindering dient te worden gebracht op de door werknemer geleden schade. Het gevolg van deze beslissing is dat een deel van de schadeafwikkeling op grond van de Regeling compensatie transitievergoeding door het UWV zal worden gefinancierd. Het is de vraag hoe het UWV in zo’n situatie met een compensatieverzoek van de werkgever zal omgaan. Het is niet ondenkbeeldig dat het UWV een dergelijk verzoek afwijst, omdat het (materieel) geen transitievergoeding is, maar in wezen een schadeloosstelling op grond van de aansprakelijkheid van de werkgever op grond van 7:658 BW.