Algemeen
In het Sociaal Akkoord en in het begrotingsakkoord is opgenomen dat: “de ‘ketenbepaling’ wordt aangepast. Bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die elkaar binnen een periode van 6 maanden (nu 3) opvolgen ontstaat bij het 4e contract of na 2 jaar (nu 3) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Bij CAO kan alleen nog worden afgeweken van de ketenbepaling (maar niet van de periode van 6 maanden) indien het werken met tijdelijke contracten gegeven de aard van het werk noodzakelijk is, met dien verstande dat het aantal contracten ten hoogste kan worden gesteld op 6 in een periode van vier jaar.”
Werkgevers zijn in de afgelopen periode op een creatieve wijze met de invulling van het bovenstaande omgegaan. Maar dat deze creativiteit niet altijd het gewenste effect heeft bewijst de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Roermond.
De casus
In deze zaak gaat het om de vraag of de op 1 juni 2012 met 14 maanden verlengde arbeidsovereenkomst met DHL op 1 augustus 2013 zonder tegenspraak is voortgezet als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 BW en vervolgens op basis van artikel 7:668a lid 1 aanhef en sub b BW is aangegaan voor onbepaalde tijd.
In de relatie tussen de werkgever/inlener en de werknemer zijn de volgende feiten van toepassing:
● uitzendovereenkomst van 25-10-2010 t/m 06-06-2011 en tewerkstelling bij de inlener/werkgever;
● arbeidsovereenkomst met inlener/werkgever van 01-06-2011 t/m 31-05-2012 waarbij de werknemer dezelfde functie als in de vorige periode uitoefent;
● de arbeidsovereenkomst wordt op 01-11-2011 aangepast. Het aantal werkuren wordt uitgebreid van 32 naar 40 per week;
● de arbeidsovereenkomst wordt verlengd van 01-06-2012 t/m 31-07-2013;
● op 28-05-2013 wordt aan werknemer een brief overhandigd inhoudende de mededeling dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd en van rechtswege eindigt op 31-07-2013;
● op 01 en 02 augustus 2013 heeft werknemer de werkzaamheden bij inlener/werkgever gewoon voortgezet;
● op 02-08-2013 heeft werknemer een contract voor de periode van 02-08-2013 t/m 3o-10-2013 getekend bij hetzelfde uitzendbureau en
● bij brief van 8 oktober 2013 is door het uitzendbureau aan werknemer medegedeeld dat haar contract niet zal worden verlengd en dat 30 oktober 2013 haar laatste werkdag zal zijn.
Overweging
De kantonrechter overwoog o.a. het volgende:
“Hoewel een overschrijding van de oorspronkelijke termijn met 2 dagen al kan worden geïnterpreteerd als een voortzetting van de arbeidsovereenkomst, is dit naar het oordeel van de kantonrechter anders indien vóór het verstrijken van de aanvankelijk overeengekomen termijn door DHL te kennen wordt gegeven dat het contract niet zal worden voortgezet. Gezien voorgaande overwegingen is dit het geval”.
“Sedert 25 oktober 2010 is [eiser] tot en met 30 oktober 2013 onafgebroken in dezelfde functie onder dezelfde omstandigheden en op dezelfde werkplek haar werkzaamheden voor DHL blijven uitvoeren. Ook na 31 juli 2013 is DHL materieel de werkgever van werknemer gebleven. Ter zitting is zijdens DHL naar voren gebracht dat zij werknemer na ommekomst van de laatste arbeidsovereenkomst niet kwijt wilde en dat daarom gekozen is voor een constructie via uitzendbureau Olympia. Dit uitzendbureau heeft – naast Randstad en Tempo Team – een permanent kantoor op de werkvloer bij DHL in Beringe. Voor de werknemer is derhalve feitelijk in het geheel niets veranderd”.
De uitspraak
“Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft DHL door voor deze constructie te kiezen gehandeld in strijd met de strekking van artikel 7:668a BW en derhalve naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onredelijk jegens de werknemer Het had op de weg van DHL gelegen om als goed werkgever aan werknemer een dienstverband voor onbepaalde tijd aan te bieden.”
“Hoewel werknemer op 2 augustus 2013 een arbeidsovereenkomst met Olympia heeft getekend, komt de kantonrechter tot het voorlopig oordeel dat werknemer na 30 oktober 2013 in dienst is gebleven van DHL. Nu er sprake is van een vierde arbeidsovereenkomst tussen dezelfde partijen, geldt conform het bepaalde in artikel 7:668a, eerste lid, aanhef en sub b BW de per 1 augustus 2013 aangegane arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.”
De gevolgen
In de praktijk blijkt steeds meer dat rechters in procedures de sfeer die er maatschappelijk tegen het fenomeen van ‘flexibiliseren van arbeidsverhoudingen’ heerst in hun overwegingen meenemen en tot uitdrukking doen komen in hun uitspraken.
Nu de bepalingen met betrekking tot de ketenregeling op basis van het Sociaal Akkoord zullen worden aangepast (lees: verscherpt) is het te verwachten dat werkgevers nog intensiever naar mogelijkheden gaan zoeken om deze te ontlopen. Dat het creëren van gekunstelde constructies daarbij geen soelaas zal bieden blijkt uit bovengenoemde uitspraak.
De vraag die we ons moeten stellen is of de aanscherping van de ketenbepaling de werknemers ten goede zal komen. Mijn eerste indruk is dat het voor de werknemers een illusie zal blijken te zijn. Immers, werkgevers zullen zich zo goed mogelijk proberen in te dekken op basis van de uit de recente jurisprudentie af te leiden regels en de uitkomst zal zijn dat de beoogde vaste aanstelling voor werknemers met de aanscherping van de ketenbepaling een nog grotere illusie zal blijken te zijn.