SGA-Consultancy

  • Twitter
  • Google Plus
  • Linked in
  • Facebook

Archive for mei, 2013

Art. 7:628a BW: Gevolgen meerdere opdrachten op één dag voor flexwerkers

Posted on: No Comments

Art. 7:628a BW: Gevolgen meerdere opdrachten op één dag voor flexwerkers

De Hoge Raad heeft de vraag naar de berekeningsgrondslag voor de gegarandeerde beloning indien een werknemer meerdere malen op een dag wordt opgeroepen en minder dan vijftien uren per week werkt.

De casus
Werknemer is vanaf januari 2001 tot 01 maart 2007 in dienst bij de werkgever. Eerst op afroep en op basis van een nul uren contract en daarna werd de omvang van het aantal uren per week – gemiddeld twaalf – vastgesteld en werd per maand één weekenddienst en één nachtdienst ingepland. De werkzaamheden bestonden uit het uitvoeren van schoolritten. De werktijden werden niet vastgesteld. Ook kon de werknemer worden opgeroepen voor andere dan de vastgestelde ritten.
De werknemer hield een rittenstaat bij en de andere opdrachten die binnen een kwartier na haar reguliere dienst aanvingen werden als één aaneengesloten periode beschouwd. Als haar totaal aantal uren 12 of minder bedroeg kreeg zij 12 uren uitbetaald en als er meer dan 12 uren werden gerealiseerd, dan werd het meerdere door de werkgever vergoed.
Na de beëindiging van het dienstverband vordert de werknemer op basis van artikel 7:628a BW de betaling van achterstallig loon met vakantiegeld en vakantie-uren. Grondslag voor haar vordering: voor elke aaneengesloten periode waarin zij heeft gereden is tenminste drie uur loon verschuldigd.

Uitspraak in eerste aanleg
De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe met de motivering “dat een redelijke uitleg van art. 7:628a BW meebrengt dat eiseres voor haar beschikbaarheid om taxiritten te rijden op de dagen dat zij schoolritten verzorgde, aanspraak kan maken op een vergoeding van drie uur arbeid indien zij op de betreffende dag een of meer apart geregistreerde taxiritten heeft gereden en de totaal daarmee gemoeide tijd minder is dan drie uur. Deze beschikbaarheid om taxiritten te rijden moet (in het geval op de desbetreffende dag tenminste een taxirit is gereden) worden beschouwd als een periode van minder dan drie uur waarin zij arbeid heeft verricht in de zin van art. 7:628a BW.”

Beroep
In beroep heeft het Hof geoordeeld dat de werkgever mocht volstaan met betaling van de schoolritten op basis van de werkelijke tijden, ook al duurden deze korter dan drie uur, en dat werkgever voor een verlengde schoolrit die korter heeft geduurd dan drie uur, toch drie uur loon dient te betalen.
Het Hof verwierp het standpunt van de werknemer dat art. 7:628a BW aldus moet worden uitgelegd dat in dit geval op een dag voor iedere rit 9niet zijnde schoolrit) steeds tenminste drie uur moet worden betaald, onafhankelijk van de tussen de ritten gelegen tijd.

Cassatie
De Hoge Raad volgde de conclusie van de Procureur-Generaal en overwoog het volgende: Art. 7:628a BW garandeert de werknemer onder de in die bepaling genoemde voorwaarden voor iedere periode van minder dan drie uur waarin deze arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht. Blijkens de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3 weergegeven wetsgeschiedenis strekt deze bepaling ertoe te bevorderen dat de werkgever de arbeid zo organiseert dat diensten of perioden van minder dan drie uur waarin arbeid moet worden verricht, en waarbij onduidelijkheid bestaat over de tijdstippen waarop arbeid moet worden verricht, zo min mogelijk voorkomen. De aanspraak op loon kan worden beschouwd als een compensatie voor de onzekerheid van de arbeidsduur en de daaruit voortvloeiende inkomsten of over de tijden waarop deze arbeid moet worden verricht. Deze aanspraak legt voorts druk op partijen om tot duidelijke afspraken te komen. Art. 7:628a BW heeft derhalve een de werknemer beschermende strekking.

De Hoge Raad heeft bepaald dat, gelet op de tekst en de strekking van art. 7:628a BW brengt die bepaling mee dat de werknemer wiens arbeidsvoorwaarden voldoen aan de in art. 7:628a BW genoemde voorwaarden en die meerdere malen per dag wordt opgeroepen werk te verrichten, over elke afzonderlijke periode van arbeid recht heeft op loon voor een periode van minimaal drie uur. Die uitleg strookt bovendien met de bedoeling van de wetgever om de situatie na een werkonderbreking die niet bestaat in een reguliere werkpauze, aan te merken als een nieuwe periode van arbeid die aanspraak geeft op de door art. 7:628a BW gegarandeerde beloning (Kamerstukken I, 1997 -1998, 25 263, nr. 132b, p. 9).
Dit wordt niet anders doordat aldus de mogelijkheid ontstaat dat de werknemer die meerdere malen op een dag wordt opgeroepen, over bepaalde tijdvakken van die dag “dubbel” wordt beloond. Niet alleen verzet de tekst van art. 7:628a BW zich niet tegen een zodanige “dubbele” beloning, ook strookt dit met de beschermende strekking van die bepaling, omdat aldus wordt bevorderd dat de werkgever het werk zodanig inricht dat de werknemer niet meerdere malen per dag voor telkens een korte periode wordt opgeroepen, dan wel dat – indien dat resultaat niet wordt bereikt – de werknemer wordt gecompenseerd voor de daarmee gepaard gaande onzekerheid. Bovendien ligt in de gekozen systematiek van een forfaitaire vergoeding van drie uur voor periodes waarin minder dan drie uur is gewerkt, reeds besloten, dat de wetgever de gedachte heeft aanvaard dat in die situaties de werknemer meer loon ontvangt dan de (duur van de) arbeidsprestatie rechtvaardigt.

Conclusie en gevolgen voor de praktijk
Een werkgever dient bij een flexcontract van minder dan 15 uren per week en waarbij de werktijden niet vooraf duidelijk zijn vastgesteld er rekening mee houden dat, als er een aanvullende opdracht op die dag wordt gegeven, voor die opdracht ook drie uren aan loon is verschuldigd.
In de praktijk betekent het dat de werkgever bij een flexcontract van minder dan vijftien uren per week per dag drie uur aan loon dient te betalen. Een vervolgopdracht op dezelfde dag kan lijden tot nogmaals de verplichting tot betaling van drie uur aan loon, ook als er sprake is van overlapping van de uren.
Zorg er als werkgever voor dat u bij een dergelijke flexcontract zoveel mogelijk de aard van de werkzaamheden en vooral vaste tijden voor deze werkzaamheden afspreekt.

Stichting WerkRotonde / Coopeartieve WerkRotonde Nederland U.A.

Posted on: No Comments

Geachte mevrouw, heer,

Ondergetekende verklaart:

* dat hij m.i.v. 17 december 2012 zijn functie als penningmeester van de Stichting WerkRotonde heeft neergelegd. Inschrijving register KvK heeft plaatsgevonden;
* dat de aan de voorzitter van de stichting, i.c. Piet Kamminga, verstrekte notariële machtiging in verband met de oprichting van de Coöperatieve WerkRotonde Nederland U.A. is ingetrokken;
* dat zowel de inschrijving van de machtiging als de intrekking daarvan door ondergetekende (nog steeds) niet zijn ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel en
* dat de Coöperatieve WerkRotonde Nederland U.A., voor zover opgericht, tegen de wettelijke regels in niet is ingeschreven in het register KvK.

Elke suggestie dat ik nog bestuurslid van de Stichting WerkRotonde ben en dat de verleende machtiging van 13 maart 2012 aan Piet Kamminga nog rechtsgeldig is, is onjuist. Ik distantieer mij van alle activiteiten van genoemde stichting en/of de op te richten Coöperatie en wijs om die reden, en op voorhand, elke aansprakelijk voor activiteiten van de Stichting WerkRotonde en/of Coöperatieve WerkRotonde Nederland U.A. uitdrukkelijk van de hand.

Illustratie reputatie P. Kamminga:
<http://www.faillissementsdossier.nl/nl/downloadverslag.aspx?vid=89076>

Arnhem, 04 maart 2013

Glenn Azimullah