SGA-Consultancy

  • Twitter
  • Google Plus
  • Linked in
  • Facebook

Author Archive

Mag het UWV willens en wetens de wet schenden en rechterlijke uitspraken negeren?

Posted on: No Comments

Bij dit onderwerp moet ik gelijk aan een Surinaams spreekwoord denken. Deze luidt als volgt: ‘kakalaka no habi leti na fowru mofo’. Letterlijk vertaald: een kakkerlak tussen de snavels van een kip heeft niets meer te willen c.q. moet zich alles wat hem gaat overkomen laten welgevallen.

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft bij uitspraak van 8 maart 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:316) de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 06 oktober 2021 (ECLI:NL:RBLIM:2021:7549) bevestigt. In de kern komt het er op neer dat er geen wettelijke grondslag aanwezig is voor het toerekenen van de aan (ex) medewerkers van een eigenrisicodrager WGA verstrekte voorschotten op een WGA-uitkering.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Roermond is via de Veegwet 2022 een regel aan artikel 84 lid 3 WIA toegevoegd. Wij, en in het bijzonder Lex van den Heuvel, hebben Kamerleden op gewezen dat er in deze sprake was van misbruik van de Veegwet om een wettelijke regeling te repareren i.p.v. te verduidelijken en dat deze toevoeging onjuist was en dat het doel dat men kennelijk wilde bereiken niet hiermee gerealiseerd zou kunnen worden.

Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep van 14 december 2022 werd al duidelijk dat onze zienswijze m.b.t. de toevoeging aan artikel 84 lid 3 WIA via de Veegwet correct was. Bij de uitspraak van 08 maart 2023 werd dat bevestigd. Na deze uitspraak is het UWV doodleuk doorgegaan met het toerekenen en verhalen van voorschotten op eigenrisicodragers WGA. Kennelijk met de gedachte dat hun klandizie (de kakalaka genoemd in het Surinaams spreekwoord) vanwege hun positie en het dreigen met invorderingsmaatregelen haar handelen zou gedogen. Ik constateer dat de meeste grote ondernemingen geen kennis in huis hebben/hadden m.b.t. deze materie en daarom aan de vorderingen van het UWV voldoen.

Rechtbank Midden Nederland heeft bij uitspraak van 16 november 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:4604) o.a. het volgende overwogen:
‘26. De conclusie van de rechtbank is dat de systematiek van de Wet WIA het niet mogelijk maakt dat voorschotten aan de eigenrisicodrager worden toegerekend en, in het verlengde daarvan, worden verhaald. Om voorschotten toe te kunnen rekenen is een expliciete wettelijke grondslag nodig. De Wet WIA voorziet niet in een dergelijke grondslag.

27. Het met de Verzamelwet SZW 2022 gewijzigde artikel 84 van de Wet WIA maakt dit niet anders. Met deze wijziging is een grondslag in de Wet WIA opgenomen om voorschotten te verhalen, maar niet om voorschotten toe te rekenen. De rechtbank oordeelt dat een grondslag voor toerekening van voorschotten niet impliciet volgt uit de nu in de wet opgenomen grondslag voor verhaal van voorschotten. Uit overweging 25 volgt dat het toerekenen van voorschotten een belangrijke wijziging in de rechtsbescherming van de werknemer met zich zou brengen, die gepaard gaat met mogelijke complexe procedurele gevolgen rondom de besluitvorming jegens werknemer en werkgever. Daarvoor moet een ondubbelzinnige door de wetgever gemaakte keuze uit de wet volgen en die is er hier niet.’

Voorzover er nog enige twijfel over de mogelijkheid voor het toerekenen van voorschotten bestond, in het bijzonder voorschotten die zijn toegerekend na de Veegwet 2022, heeft de Rechtbank Gelderland bij uitspraak van 06 november 2023 (ECLI:NL:RBGEL:2023:6039) nogmaals korte metten gemaakt met de zienswijze en de praktijk van het UWV. In rechtsoverwegingen 7.5 tot met 7.7 geeft de Rechtbank precies aan hoe de vork in de steel zit.

Bij mij rijst de vraag waarom het UWV die bekend is van de uitspraken van de CRvB en de Rechtbank Midden Nederland gewoon door is gegaan met het toerekenen en verhalen van WGA-voorschotten bij bedrijven die eigenrisicodrager WGA zijn. Het komt er feitelijk op neer dat het UWV de wet en rechterlijke uitspraken willens en wetens aan haar laars lapt. Het UWV gedraagt zich in deze als de ‘fowru’ die de ‘kakalakas’ tussen de snavels neemt en zich niet stoort aan God of Gebod.

Is het UWV gehouden aan de datum van een zelf geïnitieerde professionele herbeoordeling?

Posted on: No Comments

 

In de lijn met de uitspraak Rechtbank Gelderland van 30 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1532, heeft inmiddels ook de Rechtbank Noord-Holland bij uitspraak van 20 april 2023 in een identieke casus de datum voor de ingang van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid overeenkomstig vastgesteld. Dat betekent dus dat de toepassing van artikel 64 lid 11 WIA achterwege wordt gelaten. Ook de Rechtbank Noord-Holland heeft een beslissing op bezwaar waarbij artikel 64 lid 11 door het UWV werd toegepast vernietigd wegens onzorgvuldige voorbereiding en gebrekkige motivering en het UWV opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen. Tegen deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland heeft het UWV inmiddels hoger beroep aangetekend. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant heeft het UWV een gewijzigde beslissing genomen en daarin toch artikel 64 lid 11 WIA toegepast. Een overweging uit de gewijzigde beslissing van 25 april 2023 wil ik u niet onthouden en deze luidt als volgt: ‘Wij erkennen enerzijds dat het niet fraai van ons is om uit te spreken per een bepaalde datum een medisch heronderzoek te verrichten en dat vervolgens achterwege te laten, maar anderzijds wijzen wij erop dat wij geen wettelijke verplichting hebben om dat te doen’.

Kennelijk wil het UWV met het ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de Rechtbank Noord-Holland bereiken dat zij niet aan de door haar eigen (verzekerings)artsen n.a.v. een medisch consult geïnitieerde professionele herbeoordeling is gehouden en werkgevers te benadelen door de correctie van een bestreden besluit niet verder terug te laten gaan dan 52 weken voor de aanvraag van een herbeoordeling door de werkgever.

20230509 Bevestiging hoger beroep door UWV Anoniem

Uitspraak Rb N-H IVA per 17-2-2017 anoniem

Beroep op dwaling na sluiten vaststellingsovereenkomst bij ziekte?

Posted on: No Comments

Werknemer raakt arbeidsongeschikt en tekent een klein jaar later een vaststellingsovereenkomst. Daarin verklaart zij arbeidsgeschikt te zijn. Na einde dienstverband raakt werknemer wederom arbeidsongeschikt. Het UWV weigert uitkering omdat geoordeeld wordt dat werknemer doorlopend ziek is geweest en tijdens ziekte afstand heeft gedaan van rechten door de vaststellingsovereenkomst te tekenen. Werknemer vindt dat werkgever is tekortgeschoten bij de re-integratie, dat werkgever druk op haar heeft uitgeoefend om de vaststellingsovereenkomst te tekenen en stelt dat zij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst, door toedoen van de werkgever, ten aanzien van haar arbeidsongeschiktheid heeft gedwaald. De kantonrechter wijst de vordering af. Van dwaling is geen sprake geweest, aangezien werknemer tijdens de onderhandelingen m.b.t. de vaststellingsovereenkomst is bijgestaan door een in het arbeidsrecht gespecialiseerde jurist. Daarnaast is niet gebleken dat de werkgever ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend op werknemer. Werkgever valt weliswaar een verwijt te maken ten aanzien van de re-integratie, maar dat traject was door partijen inmiddels verlaten omdat er werd onderhandeld over een vaststellingsovereenkomst.

ECLI:NL:RBOVE:2023:1007

“Voorschotten” WGA: is de werkwijze van het UWV in strijd met artikel 4:95 lid 1 Awb en is er sprake van een geldige verrekening o.g.v. artikel 4:95 lid 4 Awb.

Posted on: No Comments

Gistermiddag diende het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen de beslissing op bezwaar tegen een voorschotbeschikking WGA. Reden niet-ontvankelijkheid: geen belang werkgever omdat deze financieel niet benadeeld wordt door de toekenning van het voorschot.

Onze inzet: gelet op de werkwijze UWV (telefoontje aan klanten contact center is al voldoende voor toekenning) is er geen sprake van een voorschot in de zin van art. 4:95 lid 1 Awb en verrekening met het achteraf vastgesteld recht is o.g.v. 4:95 lid 4 niet mogelijk. Toerekening GDP Whk kan niet meer zijn dan hetgeen feitelijk is betaald voor n.a.v. het vastgesteld recht.

Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de voorschotbeschikking ook aangemerkt moet worden als een toerekeningsbesluit voor de GDP Whk. Het UWV had dat eerst ontkend. In de praktijk worden “voorschotten” klakkeloos aan de werkgever toegerekend. Het UWV verwijst daarvoor naar de brief van minister Koolmees van 30-8-2021. Wij vinden dat de toerekening niet mag omdat de voorschotten niet aan de voorwaarden van 4:95 lid 1 voldoen en dus geen verrekenbare en ook geen toerekenbare voorschotten zijn.

Het belang van de werkgever bij bezwaar tegen een voorschotbeschikking is o.a.:
Onterechte toerekening voor de GDP Whk,
Kosten reïntegratie en alles wat bij komt kijken tot einde dienstverband; en
Geen compensatie van het deel van de transitievergoeding na einde wachttijd.

Uitspraak: 10-5-2023

BREAKING NEWS

Posted on: No Comments
De Hoge Raad heeft vanmorgen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2021:392) bekrachtigd en de Conclusie van de Advocaat Generaal bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2022:578) gevolgd. De betekenis hiervan is dat de zogenaamde zelfstandigen (zzp’ers) die via platforms zoals Deliveroo, Uber, enzovoort werken gewoon een werknemer in de zin van artikel 7:610 BW zijn. Dus, einde schijnzelfstandigheid!
ECLI:NL:HR:2023:443

Emails SGA-Consultancy

Posted on: No Comments

Vanwege de verhuizing van de website van SGA-Consultancy naar een beter beveiligde server hebben wij op dit moment als ongemak dat het ontvangen en verzenden van emails niet mogelijk is. We hopen dat het ongemak zo kort mogelijk duurt.

Glenn Azimullah en Pieter van Aarle

Bezorgers van Deliveroo zijn werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst

Posted on: No Comments

Na het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1746) was het te verwachten, niet de bedoeling maar de feiten en omstandigheden zijn bepalend als het gaat om het kwalificeren van een arbeidsovereenkomst.

Bezorgers van Deliveroo zijn werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst. Het gerechtshof Amsterdam heeft dat in zijn arrest van vandaag in hoger beroep beslist in een procedure tussen FNV en het maaltijdbezorgingsbedrijf. De kantonrechter wees die vordering eerder al toe. Het hof heeft die beslissing nu bevestigd. Dat betekent dat de bezorgers de rechten hebben die bij een arbeidsovereenkomst horen.

Het hof komt tot dit oordeel op basis van een vaststelling van de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen.

Arbeid
Deliveroo maakt bij de toedeling van de bezorging van maaltijden gebruik van een algoritme, genaamd Frank. Frank is een geavanceerd systeem en volgens Deliveroo cruciaal voor haar organisatie. Sinds maart 2020 kunnen bezorgers inloggen op diensten wanneer zij dat willen. Eenmaal ingelogd kunnen zij door Frank een bezorging aangeboden krijgen en bezorgers mogen dat aanbod weigeren. Een bezorger kan zich ook laten vervangen. De vrijheid die het systeem geeft en de vervangingsmogelijkheid zijn volgens het hof niet onverenigbaar met het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Loon
Deliveroo bepaalt steeds eenzijdig de hoogte van het loon. Aanvankelijk werd € 5,00 of € 6,00 per afgeleverde bestelling betaald; dat is sinds augustus 2019 € 3,90 dan wel € 4,80, met de mogelijkheid daarnaast bonussen te verdienen. Ruim tweederde van de bezorgers heeft een contractsvorm waarmee minder dan 40% van het minimumloon kan worden verdiend, met dien verstande dat dan geen BTW verschuldigd is, omdat de Belastingdienst die werkzaamheden als hobbymatig aanmerkt. De hoogte van het inkomen bedraagt in die gevallen rond € 11 tot € 13 per uur. Daaruit kunnen redelijkerwijs geen voorzieningen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid gefinancierd worden.

Gezagsrelatie
De werkzaamheden betreffen voor Deliveroo een kernactiviteit, te weten maaltijdbezorging. Het zijn relatief eenvoudige werkzaamheden, zodat weinig aanwijzingen van Deliveroo nodig zijn. Via Frank zijn zowel het restaurant waar de maaltijd moet worden opgehaald als de klant naar wie de maaltijd gebracht moet worden ervan op de hoogte waar de bezorger zich bevindt. Dat geeft Deliveroo een controlemogelijkheid. Gemiddeld hebben de bezorgers dertig minuten bezorgtijd per bestelling, waardoor hun vrijheid om zelf de route te bepalen beperkt is. De contractsvorm op basis waarvan de bezorgers werkzaam zijn en de wijze waarop de werkzaamheden moeten worden verricht, zijn door Deliveroo meermalen gewijzigd. Ook dit duidt erop dat Deliveroo gezag uitoefent over de bezorgers.

Gedurende zekere tijd
Niet is gebleken dat de bezorgers die arbeid voor Deliveroo verrichten dit in een verwaarloosbare omvang doen. Hiermee is voldaan aan het criterium dat de arbeid gedurende zekere tijd dient te worden verricht. Ook dat duidt naast alle andere omstandigheden op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst

Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2021:392

Beoordelingsruimte bij meerdere beperkingen

Posted on: No Comments

In de praktijk komt het vaker voor dat een arbeidsongeschikte werknemer meerdere medische klachten heeft en als gevolg daarvan ook meerdere beperkingen.

Bij de WIA-beoordeling hanteert het UWV als uitgangspunt dat als een van de beperkingen een GBM oplevert, dat de overige beperkingen en het geheel aan beperkingen niet meer wordt beoordeeld. Werknemer krijgt in zo’n geval een WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 – 100%. Deze beoordelingswijze is niet conform de wijze waarop beoordeeld dient te worden.

In de onderhavige zaak kende het UWV betrokkene een WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 – 100% toe en liet zij het, ondanks bezwaar en beroep bij de Rechtbank, na om de overige beperkingen en het geheel aan beperkingen integraal te beoordelen.

In Hoger Beroep kon deze beoordelingswijze geen stand houden. De CRvB – enkelvoudige Kamer – volgde mijn standpunt dat de verzekeringsarts van het UWV alle beperkingen integraal moet beoordelen en dat zij niet kan volstaan met het uitlichten van de beperking die een GBM oplevert. Het standpunt van het UWV dat een verdere beoordeling achterwege kan blijven als er bij een van de beperkingen een situatie van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden (GBN) bestaat hield geen stand en de CRvB gaf het UWV de opdracht om de integrale beoordeling alsnog uit te voeren. De uitkomst daarvan is inmiddels bekend: aan  betrokkene werd per 14 april 2015 alsnog een IVA-uitkering toegekend hetgeen de ex-werkgever een forse besparing in de gedifferentieerde premie Whk oplevert.

20201015_procesverbaal zitting CRvB_anoniem

P.S. Let niet al te veel op de kwaliteit van het proces-verbaal van de zitting, want veel van wat op de zitting is gezegd staat onjuist (tegengesteld) in het proces-verbaal.