SGA-Consultancy

  • Twitter
  • Google Plus
  • Linked in
  • Facebook

Author Archive

Controleer uw beschikking gedifferentieerde premie Whk 2020

Posted on: No Comments

Eind november 2019 zijn door de Belastingdienst de beschikkingen gedifferentieerde premie Whk (GDP Whk) verzonden. De in de beschikking genoemde percentages zorgen voor een verhoging van uw maandelijkse afdrachten aan Loonheffing.

De hoogte van de percentage wordt bepaald door de sectorindeling, de grote van uw onderneming – klein, middelgroot of groot – en het bedrag aan Ziektewet- en/of WGA-uitkeringen dat door  het UWV aan (ex)werknemers wordt verstrekt.

Via bijgaande links kunt u de juistheid van de op de beschikking GDP Whk genoemde percentages controleren. Anders dan andere rekentools geeft onze rekentool u ook inzicht in het extra bedrag aan verhoging van de afdracht Loonheffing als gevolg van de door het UWV verstrekte Ziektewet- en WGA-uitkeringen.

Whkschade.nl of  SGA-Consultancy.nl

Wij zijn gespecialiseerd in het verlagen van de premieafdracht. U kunt daarvoor contact met ons opnemen door uw contactgegevens in te vullen bij de rekentool.

Geen ‘kwaadwillendheid’, aldus Donner

Posted on: No Comments

De commissie Donner is tot de conclusie gekomen – de vraag is of deze commissie überhaupt toegang heeft gehad tot alle informatie – dat de Belastingdienst “onrechtmatig heeft gehandeld” met betrekking tot aanvragen voor kinderopvangtoeslag, maar dat er geen sprake was van kwaadwillendheid.

Als er geen sprake was van “kwaadwillendheid”, dan is er in elk geval sprake van chronische incompetentie met een werkwijze die bij een gemiddelde criminele organisatie past, zie onderstaand artikel.

Bewijs voor machtsmisbruik duikt op in toeslagenaffaire: ‘Ontluisterend beeld’


						

Hoge Raad: verplicht einde aan ‘slapend dienstverband’

Posted on: No Comments

Den Haag, 08 november 2019

De Hoge Raad heeft vandaag antwoord gegeven op prejudiciële vragen van de rechtbank Limburg over de toelaatbaarheid van ‘slapende dienstverbanden’. Een ‘slapend dienstverband’ is een dienstverband waarbij een langdurig arbeidsongeschikte werknemer thuis zit en geen loon meer krijgt, maar door de werkgever toch in dienst wordt gehouden met als gevolg dat daardoor de wettelijke transitievergoeding niet hoeft te worden betaald. Deze wettelijke transitievergoeding is de ontslagvergoeding waarop een werknemer recht heeft als hij ontslagen wordt na een dienstverband van twee jaar of langer.

De zaak
Een werknemer wordt door zijn werkgever in een ‘slapend dienstverband’ gehouden en ontvangt dus geen loon meer. De werknemer eist van zijn werkgever schadevergoeding, omdat de werkgever niet bereid is om het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, onder betaling van een transitievergoeding.

Prejudiciële vragen

De rechtbank Limburg heeft in een vonnis van 10 april 2019 prejudiciële vragen gesteld over de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, een werkgever als ‘goed werkgever’ akkoord moet gaan met het voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van het ‘slapende dienstverband’, onder betaling van een transitievergoeding. Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan, als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Wel moet het gaan om een vraag die zich voordoet in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is. Dezelfde vraag moet bovendien aan de orde zijn in een groot aantal andere zaken.

Advies advocaat-generaal

Advocaat-generaal Ruth de Bock bracht op 18 september 2019 haar advies aan de Hoge Raad uit. Zij is kort gezegd van mening dat een werkgever in beginsel verplicht is om op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, een ‘slapend dienstverband’ te beëindigen onder betaling van de wettelijke transitievergoeding.

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt in lijn met het advies van de advocaat-generaal. Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd, niet meer op. Bovendien is duidelijk dat de wetgever af wil van de ‘slapende dienstverbanden’. Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Op de werkgever rust dus de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie.

Hoe verder
De rechtbank Limburg zal de zaak nu voortzetten en in haar uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. Ook andere rechters die in vergelijkbare zaken moeten beslissen, zullen de antwoorden van de Hoge Raad erbij betrekken.

ECLI:NL:HR:2019:1734

Bron: Rechtspraak.nl

Wet minimumbeloning zelfstandigen en zelfstandigenverklaring

Posted on: No Comments

Onderstaande reactie zond ik in voor de internetconsultatie voor bovengenoemde wettelijke regeling.

Mijns inziens een volstrekt onlogische en contra-productieve regeling, omdat een minimumtarief voor zelfstandigen de kern van het probleem -grote aantallen verkapte werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt door substitutie van loon naar omzet – niet oplost. Een naar mijn mening veel effectievere maatregel is:

1. een verbod om een dienstverband om te zetten in een relatie opdrachtgever/opdrachtnemer bij dezelfde werkgever en als het inhoudelijk om hetzelfde werk gaat;

2. uitsluiting van fiscale faciliteiten als:

a. er niet meer dan 1225 uren zelfstandig wordt gewerkt (sluit aan op bestaande fiscale regeling) en minimaal 50% van het aantal uren wordt gefactureerd en betaald.

b. de zelfstandige niet meer dan 3 opdrachtgevers heeft  (sluit aan op bestaande fiscale regeling)

c. de zelfstandige niet een omzet haalt van € 26.000 p/jaar (te indexeren).

Toelichting bij c.

Als een quasi werknemer minder dan € 26.000 p/j aan omzet heeft, DAN BETAALT DEZE DE FACTO GEEN CENT aan belasting en zorgverzekering. Dat is precies de reden waarom mensen met een laag uurloon in bepaalde sectoren zich laten verleiden om schijn zelfstandige te worden. Ze houden netto meer over dan in een arbeidsrelatie, maar realiseren zich niet dat het vangnet  – behalve de bijstand – aan sociale voorzieningen (o.a. ww, zw en pensioenopbouw) wegvalt.

Het vorenstaande heeft een dubbel negatief effect: schijnzelfstandigen betalen geen cent aan belasting en zorgverzekering en genieten wel van voorzieningen die uit de algemene middelen worden bekostigd en vallen als hun “omzet” wegvalt weer terug op de gemeenschap.

De enige die hier voordeel aan heeft is een werkgever die door deze schijnconstructie lagere personeelskosten heeft en tegelijkertijd bevrijd is van alle risico’s verbonden aan een arbeidsrelatie. Feitelijk laten werkgevers/opdrachtgevers de   (dwaze) enkeling en de gemeenschap opdraaien voor hun bedrijfsrisico.

Wet minimumbeloning zelfstandigen en zelfstandigenverklaring

Advies AG aan Hoge Raad n.a.v. prejudiciële vragen over ‘slapende dienstverbanden’

Posted on: No Comments

Naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank Limburg aan de Hoge Raad heeft gesteld in een zaak over ‘slapende dienstverbanden’, heeft advocaat-generaal De Bock vandaag een advies uitgebracht. De prejudiciële vragen gaan over de toelaatbaarheid van ‘slapende dienstverbanden’. Een ‘slapend dienstverband’ is een dienstverband waarbij een langdurig arbeidsongeschikte werknemer thuis zit en geen loon meer krijgt, maar door de werkgever toch in dienst wordt gehouden met als (enige) reden dat daardoor de wettelijke transitievergoeding niet hoeft te worden betaald. Deze wettelijke transitievergoeding is de ontslagvergoeding waarop een werknemer recht heeft als hij ontslagen wordt na een dienstverband van 2 jaar of langer.

18 september 2019

De zaak
Een werknemer die sinds een aantal jaren met ernstige rugklachten thuis zit, na tientallen jaren lichamelijk zwaar werk te hebben verricht, wordt door zijn werkgever in een ‘slapend dienstverband’ gehouden. De werknemer eist van zijn werkgever schadevergoeding, omdat de werkgever niet bereid is om het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, onder betaling van de wettelijke transitievergoeding.

Prejudiciële vragen
De rechtbank Limburg heeft in een vonnis van 10 april 2019 prejudiciële vragen gesteld over de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, een werkgever als ‘goed werkgever’ akkoord moet gaan met het voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van het ‘slapende dienstverband’, onder betaling van de wettelijke transitievergoeding. Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan, als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Wel moet het gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is.

Advies advocaat-generaal
Advocaat-generaal De Bock vindt dat een werkgever in beginsel verplicht is om op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, een ‘slapend dienstverband’ te beëindigen onder betaling van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding. Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd, niet meer op. Bovendien is duidelijk dat de wetgever af wil van de ‘slapende dienstverbanden’. Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ met zich mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, met als enige reden om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Op de werkgever rust dus de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie.

Uitspraak Hoge Raad
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Advies AG: ECLI:NL:PHR:2019:899

Bron: www.rechtspraak.nl

De zelfstandige bevoegdheden van de Inspecteur

Posted on: No Comments

Bijgaand een artikel waarbij de (belasting) Inspecteur gebruik maakt van zijn ‘zelfstandige bevoegdheid’ om af te wijken van de aangifte van één van de partners aan wie al een definitieve aanslag is opgelegd. Dat de Inspecteur i.c. “op zijn strepen staat” past niet bij het beeld van de Inspecteur als het om de correctie van beschikkingen gedifferentieerde premie Whk gaat. In dat geval verschuilt de Inspecteur zich achter de rug van het UWV waarbij er wordt beweerd dat er uitsluitend kan worden gecorrigeerd als het UWV de basisgegevens voor de correctie aanlevert.

Zelfs als je beschikkingen van het UWV overlegt weigert de Inspecteur simpelweg om van zijn zelfstandige bevoegdheid, zie o.a. ECLI_NL_GHARL_2019_2607, gebruik te maken.

In onderhavige casus (ECLI:NL:GHDHA:2019:2213) is de vraag hoe de uitkomst zich verhoudt met het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel?

Kortom, een beetje consequent zijn is ook een gave.

Beëindigen arbeidsovereenkomst in het belang van de zieke werknemer (artikel 671b lid 6 onderdeel b BW) in relatie tot vaststellingsovereenkomst.

Posted on: No Comments

Het beeindigen van een arbeidsovereenkomst tijdens de periode van het opzegverbod middels een vaststellingsovereenkomst wordt door velen als zeer risicovol beschouwd. Echter, een zorgvuldige voorbereiding bestaande uit o.a. een duidelijke indicatie dat het in stand houden van de arbeidsovereenkomst ten koste van de gezondheid van de werknemer gaat, een degelijk onderbouwd advies van de bedrijfsarts en de bevestiging hiervan door het UWV in een deskundigenoordeel biedt mogelijkheden om tot een beeindiging te komen, zonder dat aan werknemer een verwijt kan worden gemaakt ihkv de ZW of WW. Onderstaande uitspraak is m.i. een bevestiging van het voorgaande. I.c. neemt de rechter artikel 7:671b lid 6 onderdeel b uitdrukkelijk als motivering voor de beëindiging tijdens ziekte.

Artikel 671b lid 6 onderdeel b: er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen.

Rechtspraak.nl – ECLI:NL:RBMNE:2019:3354

Afhandeling Melding te late beslissing

Posted on: No Comments

Dat er bij de massale postverwerking af en toe iets fout gaat valt in redelijkheid te begrijpen. Deze week mocht ik binnen 6 dagen – zo snel maken wij het zelden mee – een afwijzing op een Melding te late beslissing ontvangen. De motivering c.q. beslissing: “Wij betalen u geen vergoeding omdat er hier geen aanvraag aan ten grondslag ligt“.

In deze casus hebben wij het UWV gevraagd om – in de lijn van hun argumenten in de bezwaar- en beroepsprocedure – werknemer aan te spreken op zijn herstelgedrag. Volgens de VA en VA B&B waren er nog behandelmogelijkheden bij iemand die meerdere jaren met dezelfde beperkingen kampt en al verscheidene malen is behandeld, echter zonder resultaat.

Omdat we geen enkele reactie op het verzoek mochten ontvangen, hebben wij het UWV het dwangsom formulier toegezonden. De afwijzing verbaasde ons ten zeerste en het toeval wilde dat uitgerekend dit verzoek niet aangetekend was verzonden. Een telefoontje naar het UWV had als resultaat dat gemeld werd dat ze de brief wel hadden ontvangen en dat deze al was gearchiveerd. Kortom, het UWV is/was niet van plan om invulling aan het verzoek te geven c.q. de brief te beantwoorden. Op zich al bedenkelijk als dezelfde organisatie dat als argument in procedures inbrengt, maar gevraagd om haar taken uit te voeren het verzoek vervolgens naast zich neerlegt.

Onderstaand treft u de kern van ons per kerende post toegezonden bezwaarschrift: “U stelt in uw beslissing dat er geen aanvraag aan het verzoek ten grondslag ligt. Uw stelling is bezijdens de waarheid, omdat bij de melding een kopie van het verzoek van 14 juni 2019 was gevoegd. Uit het telefonisch contact met de heer Dxxxx Lxxxxx op 29 augustus 2019 is al binnen enkele minuten gebleken dat u de brief met dagtekening 14 juni 2019 (bijlage 2) op 14 juni 2019 heeft ontvangen – voor de goede orde zet ik standaard de dagtekening 1 dag vooruit –  en dat de brief op 17 juni 2019 is gearchiveerd. Kortom, het UWV heeft de brief ontvangen en bij het UWV was en is niet de minste intentie aanwezig om de brief te behandelen.

Uw voortvarende afwijzing van de Melding te late beslissing staat in schril contrast met de wijze van afhandeling van de brief van 14 juni 2019. Uw beslissing van 27 augustus 2019 en de wijze waarop tot nu toe met het verzoek is omgegaan ervaar ik als grievend/stuitend en getuigen van een instelling die zeer laakbaar is.”

Verrekening transitievergoeding met schadevergoeding ex 7:658 BW

Posted on: No Comments

Inleiding
In het ‘Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding’ is geregeld welke kosten de werkgever in mindering mag brengen op de transitievergoeding. Over de wijze van omgaan met de transitievergoeding in het kader van de schadeafhandeling vanwege de aansprakelijkheid van een werkgever voor de arbeidsongeschiktheid van een werknemer is er geen regeling getroffen. De Rechtbank Den Haag geeft in bijgaande uitspraak daar uitsluitsel over. Ook de rol van de Regeling compensatie transitievergoeding komt in deze uitspraak aan de orde.

Achtergrond
Werknemer is arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een bedrijfsongeval. Werkgever heeft de aansprakelijkheid (7:658 BW) aanvaard en de schadeafwikkeling wordt door diens verzekeraar geregeld.

RECHTBANK ECLI:NL:RBDHA:2019:3830

Vordering werknemer
In een deelprocedure op grond van artikel 1019w Rv vordert een werknemer in het kader van de afhandeling van het dienstverband middels een vaststellingsovereenkomst om voor recht te verklaren dat:
Primair – een causaal verband (condicio sine qua non-verband) ontbreekt tussen enerzijds de transitievergoeding die hij heeft ontvangen en anderzijds het ongeval en dat daardoor deze transitievergoeding volledig buiten beschouwing dient te blijven bij de bepaling van de hoogte van de schade die de verzekeraar namens werkgever aan werknemer dient te vergoeden ter zake het ongeval; en
Subsidiair – het niet redelijk is om de die hij heeft ontvangen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, in mindering te brengen op de schadevergoeding die de verzekeraar namens de werkgever aan werknemer dient te vergoeden ter zake het ongeval, en de verzekeraar te veroordelen in de kosten van het geding conform de in het geding gebrachte begroting.

Causaal verband
Op de vraag of er feitelijk causaal (oftewel: condicio sine qua non-verband) bestaat tussen het ongeval en de ontvangen transitievergoeding beantwoord de Rechtbank bevestigend. De redenering daarbij is dat niet is in geschil dat werknemer zonder ongeval niet arbeidsongeschikt zou zijn geraakt, noch dat het dienstverband van werknemer vanwege zijn arbeidsongeschiktheid is beëindigd. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat het ongeval een noodzakelijke voorwaarde is geweest voor de beëindiging van het dienstverband van werknemer wegens arbeidsongeschiktheid. Het feitelijk causaal verband tussen het ongeval en de beëindiging van het dienstverband en daarmee de ontvangen transitievergoeding staat derhalve vast.

Redelijkheid
Bij de beoordeling van de vraag of het redelijk was om de transitievergoeding in mindering te brengen op de schadevergoeding ging de rechtbank uit van de factoren:
De aard van de aansprakelijkheid:
De aard van de schade:
De voorzienbaarheid van de schade; en
De aard van het voordeel.
De rechtbank heeft in 4.19 als volgt overwogen: “De aard van de transitievergoeding pleit aldus voor de conclusie de transitievergoeding te betrekken in de schadeafwikkeling. De omstandigheid dat de hoogte van de transitievergoeding is gekoppeld aan de lengte van het dienstverband van [verzoeker] en niet aan de datum van het ongeval maakt dit, anders dan [verzoeker] stelt, niet anders. De schadevergoedingsverplichting van Vialis strekt ertoe [verzoeker] zoveel mogelijk in de positie te brengen zonder ongeval. In die situatie zou [verzoeker] geen transitievergoeding hebben ontvangen.”

Compensatie transitievergoeding
Werknemer voerde ook nog aan dat de werkgever bevoordeelt zou worden doordat deze recht had op compensatie van het bedrag van de transitievergoeding op grond van de per 1 april 2020 in werking tredende artikel 7:673e BW (Stb. 2018, 234). Dit werd door de rechtbank afgewezen, zie overweging 4.23: “Van ‘profijt’ van de transitievergoeding door de werkgever, is, anders dan [verzoeker] stelt, geen sprake. Met compensatie is beoogd om werkgevers tegemoet te komen in de kosten van beëindiging van een dienstverband in het geval van onder meer langdurige arbeidsongeschiktheid en om daarmee die beëindiging in voorkomend geval als blijk van fatsoenlijk werkgeverschap te stimuleren. Met die prikkel is moeilijk verenigbaar de transitievergoeding buiten de schadeafwikkeling te laten. In dit licht kan [verzoeker], anders dan hij meent, de keuze van Vialis om het dienstverband met [verzoeker] te beëindigen en hem niet tot aan zijn pensioen (in 2019) in dienst te houden rechtens dan ook niet met succes tegenwerpen.”

Conclusie
De transitievergoeding dient als schadebepalende factor bij de schadeafwikkeling te worden betrokken en dus als voordeel in mindering dient te worden gebracht op de door werknemer geleden schade. Het gevolg van deze beslissing is dat een deel van de schadeafwikkeling op grond van de Regeling compensatie transitievergoeding door het UWV zal worden gefinancierd. Het is de vraag hoe het UWV in zo’n situatie met een compensatieverzoek van de werkgever zal omgaan. Het is niet ondenkbeeldig dat het UWV een dergelijk verzoek afwijst, omdat het (materieel) geen transitievergoeding is, maar in wezen een schadeloosstelling op grond van de aansprakelijkheid van de werkgever op grond van 7:658 BW.