SGA-Consultancy

  • Twitter
  • Google Plus
  • Linked in
  • Facebook

Author Archive

Integriteitskwestie of foutieve beoordeling door arts en bedrijfsarts?

Posted on: No Comments

Dat het niet lonend is om op verzoek van een malafide werkgever een medische verklaring aan te leveren die m.i. uitsluitend als doel had om onder de kosten voor een Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager uit te komen, hebben een (voormalige) arts en bedrijfsarts van Arbo Active mogen ervaren.

Aan de beide heren is in Hoger Beroep bij het Centraal Medisch Tuchtcollege de sanctie van een berisping opgelegd, zie ECLI_NL_TGZCTG_2019_182 en ECLI_NL_TGZCTG_2019_183.

Opvallend in deze uitspraken is dat zowel het Regionaal Medisch Tuchtcollege als het Centraal Medisch Tuchtcollege de arts niet hebben gesanctioneerd voor het feit dat hij geweigerd heeft de door de werknemer beschikbaar gestelde medische informatie, waaronder een Deskundigenoordeel van het UWV en een second-opinion van een andere bedrijfsarts, in ontvangst te nemen en bij zijn beoordeling te betrekken. De redenering van de beide Colleges dat ‘de stukken niet in het dossier zijn aangetroffen’ is in dat opzicht curieus. Immers, de weigering ze in ontvangst te nemen impliceert het niet aanwezig zijn in het dossier.

Verder is het opmerkelijk dat beide Colleges voorbijgaan aan het geleverde bewijs – o.a. productie 5 – die het bestaan van de toezegging van de arts om na ontvangst van de gegevens van de behandelaar een consult in te plannen om zijn beoordeling met werknemer te bespreken, bevestigt. De redenering dat er geen bewijs is voor de afzegging van de consult afspraak is geleverd is wat dat betreft nog curieuzer.

Om een volledig beeld te krijgen van de context van de casus waarin de arts en de bedrijfsarts hebben gehandeld, verwijs ik naar een tweetal eerder gepubliceerde artikelen, namelijk: Mol van antisociale werkgever bij UWV Breda of is UWV Breda de weg volledig kwijt?! en Vervolg “Mol van antisociale werkgever bij UWV Breda of is UWV Breda de weg volledig kwijt?!”

Primaire en herbeoordeling WIA niet door een niet-geregistreerde verzekeringsarts

Posted on: No Comments

Het UWV maakt steeds meer gebruik van niet geregistreerde verzekeringsartsen bij WIA-beoordelingen. Opvallend is dat de medische rapportages steeds vaker niet zijn ondertekend door de arts en de verzekeringsarts die als mentor/coach optreedt.

De CRvB oordeelt in ECLI:NL:CRVB:2018:4018 (zie 4.1 t/m 4.3) dat de intrekking van een WIA-uitkering onzorgvuldig is voorbereid wegens onderzoek door een niet-geregistreerde verzekeringsarts. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid niet kan worden aanvaard dat het medisch onderzoek zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase wordt verricht door een arts, niet zijnde een geregistreerde verzekeringsarts.

Controleer uw beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk)

Posted on: No Comments

Met dagtekening 03 december 2018 heeft u de beschikking gedifferentieerde premie Whk ontvangen. Het is van belang om deze te controleren. Daarvoor biedt SGA-Consultancy u de mogelijkheid via Whkschade.nl.

Als er uitkeringsbedragen voor de Ziektewet of de WGA op uw beschikking staan, dan is het verstandig om te laten onderzoeken of deze uitkeringen terecht aan u worden toegerekend. SGA-Consultancy beschikt over de specialisten die dit voor u kunnen doen en mogelijk forse financiele besparingen voor u kunnen realiseren. U kunt contact met ons opnemen via het contactformulier.

Aandachtspunt: bij een stijging van de jaarlijkse loonsom kan er bij een gelijkblijvende loonsom sprake zijn van een expotentiele groei van het extra af te dragen bedrag aan gedifferentieerde premie. In dergelijke gevallen kan het financieel aantrekkelijk zijn om nieuwe medewerkers gericht over meerdere entiteiten te verdelen.

Conclusie AG P.J. Wattel inzake Terugwerkende kracht Wet BeZaVa onverbindend verklaard

Posted on: No Comments

Onder verwijzing naar het artikel Terugwerkende kracht Wet BeZaVa onverbindend verklaard van 30 november 2017 is thans te melden dat de Advocaat Generaal bij de Hoge Raad, P.J. Wattel, de Hoge Raad geadviseerd om het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financien ongegrond te verklaren.

ECLI:NL:PHR:2018:834

Samenvatting:
Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (WHK); Schending art. 1 Protocol I EVRM (eigendomsrecht)? Terugwerkende kracht? Evenredig? Toetsing aan algemene rechtsbeginselen? Geïndividualiseerde premiecomponent ZW-lasten voor grote werkgevers wordt in 2014 gebaseerd op gegevens uit t-2 (2012); dat leidt in casu tot verveelvoudiging van die premiecomponent als gevolg van de twee jaar eerdere ziekmelding en uitdiensttreding van één werknemer, toen de werkgever geen rekening kon houden met het pas op 23 april 2012 ingediende wetsvoorstel tot individualisering

Feiten: de belanghebbende heeft eind 2010 op voordracht van het UWV iemand voor drie maanden met behoud van uitkering op proef tewerkgesteld. Per 1 februari 2011 heeft zij die persoon een jaarcontract aangeboden. Na negen maanden heeft de belanghebbende hem meegedeeld het dienstverband niet te zullen verlengen. Op 6 december 2011 heeft de werknemer zich ziek gemeld. Vanaf 1 februari 2012, toen het dienstverband afliep, kreeg hij een Ziektewetuitkering van het UWV, die over 2012 opliep tot € 22.849,04. Dat bedrag is meegeteld bij de berekening van de premiecomponent ZW-lasten 2014, onderdeel van de premie WHK. De premiecomponent ZW-lasten is vastgesteld op 1,04% van het loon, maar zou bij afwezigheid van de ZW-uitkering slechts 0,14% hebben bedragen. Het sectorgemiddelde (metaalsector) is 0,12%.

In geschil is of de component ZW-lasten van de premie werkhervattingskas (WHK) voor 2014 ten laste van de belanghebbende haar eigendomsgrondrecht ex art. 1 Protocol I EVRM schendt, c.q. of het Besluit Wfsv de rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginselen schendt.

De Rechtbank Noord-Holland heeft zich met verwijzing naar art. 11 Wet AB niet bevoegd geacht om het Besluit Wfsv te toetsen aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen. Het beroep op art. 1 Protocol I EVRM achtte zij ongegrond omdat de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsmarge was gebleven.

Het Hof Amsterdam achtte zich wel bevoegd om het Besluit Wfsv te toetsen aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen, maar kwam daar niet aan toe wegens toewijzing van het beroep op art. 1 Protocol I EVRM. De keuze van de wetgever om de gedifferentieerde premie WHK zonder overgang op 1 januari 2014 te laten ingaan op basis van t-2 is volgens het Hof nagenoeg uitsluitend gebaseerd op budgettaire redenen die zonder – ontbrekende – toelichting niet als specifieke en dwingende redenen kunnen gelden die de materieel terugwerkende kracht van de premiecomponentverveelvoudiging rechtvaardigen. Het Hof heeft de Wfsv en het Besluit Wfsv in zoverre buiten toepassing gelaten dat belanghebbendes premiecomponent ZW-lasten wordt verminderd met het individuele werkgeversrisicopercentage (de opslag ad 0,7 procentpunt op het landelijke rekenpercentage ad 0,34).

De Staatssecretaris stelt drie cassatiemiddelen voor: (i) schending van art. 1 Protocol I EVRM en art. 8:77 Awb, doordat het Hof eraan voorbij is gegaan dat al sinds 8 maart 2011 werd gesproken van verdergaande individualisering van de premiecomponent en dat geen sprake is van materieel terugwerkende kracht, subsidiair daar wel degelijk specifieke en dwingende redenen voor waren; (ii) ‘s Hofs methode van rechtsherstel is onverenigbaar met art. 11 Wet AB en art. 8:88 Awb; (iii) ’s Hofs toetsing van het Besluit Wfsv aan het rechtszekerheids-beginsel en het evenredigheidsbeginsel schendt art. 120 Grondwet, nu die toetsing toetsing van de formele wet aan ongeschreven rechtsbeginselen inhoudt omdat de inhoud van het Besluit Wsfv in detail aan de orde is geweest tijdens de parlementaire behandeling van de wijziging van art. 38 Wfsv.

Ad (i): A-G Wattel meent dat wel degelijk sprake is van een onvoorzienbaar materieel terugwerkend effect van geenszins verwaarloosbare omvang. De onvoorzienbaar materieel terugwerkende kracht van de litigieuze premiedifferentiatie zit in het baseren van het gedifferentieerde premiepercentage voor latere jaren op gegevens uit niet-meer-beïnvloedbare jaren van vóór de invoering én vóór de aankondiging van die differentiatie. Uit EHRM M.A. e.o. v. Finland volgt dat de verenigbaarheid van terugwerkende kracht van heffingswetgeving met art. 1 Protocol I EVRM afhangt van (a) de redenen voor die terugwerkende kracht en (b) het effect van die terugwerkende wetgeving op de positie van de belanghebbende. Het terugwerkende effect van de regeling had niet tot doel misbruik te bestrijden, vitiërende aankondigingseffecten te vermijden of later aan het licht komende wetgevingstechnische tekortkomingen te repareren. De stelling van minister Kamp dat uitstel mensen de prikkels zou onthouden die juist tot zulke goede resultaten kunnen leiden, is volgens de A-G manifest onjuist voor gevallen zoals dat van de belanghebbende. De belanghebbende kon immers onmogelijk nog – met terugwerkende kracht – worden geprikkeld tot enig ander gedrag als werkgever, nu zij al geen werkgever meer was van de ziekgemelde. De stelling van de Staatssecretaris dat het niet om budgettaire redenen zou zijn gegaan, lijkt de A-G onverenigbaar met de verklaringen van minister Kamp in het parlement.

Ad (ii) meent de A-G dat art. 94 Grondwet duidelijk is: wettelijke voorschriften vinden geen toepassing als en voor zover die toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen zoals art. 1 Protocol I EVRM. Zijns inziens moet alleen buiten toepassing worden gelaten de onvoorzienbare individualisering van de premiecomponent ZW-lasten voor zover die excessively verveelvoudigde door één ziektegeval. ’s Hofs vermindering van de premiecomponent ZW-lasten met de opslag ad 0,7 procentpunt op het landelijke rekenpercentage is volgens hem rechtskundig de beste keuze uit mogelijke buitentoepassing-latingen. Als het Hof nadeel-schattend op dezelfde correctie was uitgekomen, was dat feitelijke oordeel niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd geweest. De stelling van de Staatssecretaris dat de belanghebbende voor eigenrisicodragerschap had kunnen kiezen en dat het Hof dus van een onjuiste feitelijke veronderstelling is uitgegaan, is volgens de A-G een ontoelaatbaar novum in cassatie. Ook als dat anders zou zijn, kan zijns inziens niet worden gezegd dat de belanghebbende de in 2011 en begin 2012 onvoorzienbare gevolgen van de wetswijziging in 2014 aan eigen schuld te wijten zou hebben.

Ad (iii): dit middel behoeft volgens de A-G geen behandeling meer. Mocht de Hoge Raad er aan toekomen, dan faalt het volgens hem omdat het Hof het Besluit Wfsv wel mocht toetsen aan ongeschreven algemene rechtsbeginselen en ’s Hofs oordeel impliceert dat hij meent dat de in strijd met het verklaarde doel van de regeling onbeïnvloedbare gevolgen van de latere wetswijziging in gevallen zoals dat van de belanghebbende zodanig onredelijk en willekeurig zijn dat de formele wetgever die niet beoogd kan hebben.

Conclusie: beroep ongegrond.

 

Vervolg “Mol van antisociale werkgever bij UWV Breda of is UWV Breda de weg volledig kwijt?!”

Posted on: No Comments

Dat het recht uiteindelijk zal zegevieren in bovenstaande kwestie – zie Mol van antisociale werkgever bij UWV Breda of is UWV Breda de weg volledig kwijt?! – blijkt inmiddels uit de klacht die tegen een arts en een bedrijfsarts van Arbo Active is ingediend bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege. Met de medische rapportage hebben de heren de werkgever kennelijk bijgestaan om onder de verplichtingen als ERD ZW uit te komen. De arts en de bedrijfsarts van Arbo Active zijn beiden in zaak nummer 2018/114 en 2018/115 gesanctioneerd met een berisping. Publicatie van de uitspraken volgt, o.a. zoals door het RTG bevolen in haar uitspraak in o.a. de Staatscourant en door mij,  zodra de beide uitspraken onherroepelijk zijn.

Het is voor de heren te hopen dat ze overweging 5.14 goed lezen en begrijpen voordat ze mogelijk de stap richting Hoger Beroep zetten. In elk geval in zaaknummer 2018/114 riskeert de arts een zwaardere sanctie als hij in Hoger Beroep gaat en de waarheid niet onthult. Immers, in dat geval toont betrokkene op indringende wijze aan dat zelfreflectie niet een van zijn sterke kanten is en dat hij niets van deze zaak heeft geleerd.

De volgende stap is herziening van een uitspraak van het Tuchtcollege van de Stichting Kwaliteit Mediators (SKM) inzake de mediator die in een een-tweetje met de werkgever de weg richting ontslag wegens een verstoorde arbeidsrelatie mogelijk moest maken. Het is overigens onbegrijpelijk dat een club aan senioren digibeten zich over een zaak uitspreekt zonder daar enige kennis van zaken van te hebben. Kan het Tuchtcollege SMK niet begrijpen dat het zich op beroepen dat ‘de email dan moet zijn gehackt‘ een volstrekt inhoudloos verweer is als degene die dat verweer voert zelf, bekend met de feiten, nimmer een melding datalekken bij de AP heeft gedaan. Uit de aan mij door Mailinfo verstrekte locaties van de IP-adressen waar de emails van de “integere mediator” zijn geopend blijkt dat het om verschillende computers en mobiele telefoons op o.a. de locatie van de werkgever gaat. Het zou bizar zijn als de werkgever de door haar ingehuurde en aan de wederpartij opgelegde mediator zelf heeft gehackt.

Tip: voor het Tuchtcollege van de Stichting Kwaliteit Mediators (SKM) is het actualiseren van de kennis door scholing en/of bijscholing geen overbodige luxe.  Of is het enig doel het beschermen van uw “integere mediators” zoals in onderhavige kwestie?!

Wetsvoorstel inzagerecht medische dossiers

Posted on: No Comments

Dit wetsvoorstel legt onder meer vast welke informatie hulpverleners aan patiënten moeten verstrekken. Daarnaast wordt de bewaarplicht van dossiers verlengd van vijftien naar twintig jaar, waarbij de termijn voor het gehele dossier begint te lopen vanaf de laatste mutatie. Tot slot maakt het wetsvoorstel het voor nabestaanden mogelijk om onder bepaalde omstandigheden inzage te krijgen in het medisch dossier van een overleden familielid.

Voorstel van wet (Kamerstukken 2017/18, 34994 nr. 2)
Memorie van toelichting (Kamerstukken 2017/18, 34994 nr. 3)
Advies Raad van State (Raadvanstate.nl)

 

Bron: Recht.nl

Mol van antisociale werkgever bij UWV Breda of is UWV Breda de weg volledig kwijt?!

Posted on: No Comments

Het is niet mijn stijl om het UWV via social media aan te spreken, maar dit is een casus die mij daartoe dwingt. Ik vraag mij ernstig af of er in deze casus er een medewerker op de vestiging UWV Breda zit die, net als een quasi bedrijfsarts en quasi mediator, aan het lijntje van deze werkgever loopt.

DE FEITEN

  • Er is sprake van samengesteld verzuim, maar werkgever en UWV gaan uit van 19-09-2016;
  • Deskundigenoordeel UWV: werkgever doet onvoldoende;
  • Werkgever initieert mediation o.l.v. een quasi mediator die aantoonbaar vertrouwelijke informatie met werkgever deelt (had er niet op gerekend dat Mailinfo ook doorgezonden emails volgt);
    Werkgever dient verzoek ontbinding wegens “verstoorde arbeidsrelatie” in;
  • Kantonrechter te Zutphen ontbindt arbeidsovereenkomst. Omdat werknemer uitsluitend afwijzing van het verzoek vordert wordt er geen billijke vergoeding toegekend;
  • Datum einde arbeidsovereenkomst is gesteld op 01-04-2017;
  • Werkgever is ERD ZW en doet niets aan reïntegratie, uitsluitend terroriseren werknemer;
  • In hoger beroep dreigt de voorzitter van het Hof met vernietiging van de beschikking van de Kantonrechter en toekenning van een ‘forse billijke vergoeding’;
  • Onder druk hiervan komt er een compromis dat wordt vastgelegd in een procesverbaal door het Hof. Boven op de transitievergoeding komt een billijke vergoeding en daarmee erkent werkgever het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten;
  • Werkgever doet nog steeds niets aan reïntegratie;
  • Werknemer vraagt in maart 2017 beoordeling arbeidsongeschiktheid aan bij een externe bedrijfsarts. Conclusie: nog steeds arbeidsongeschikt, maar er is sprake van verbetering en reïntegratie kan verder worden opgepakt;
  • Werkgever doet geen melding ziek uit dienst ondanks verzoek werknemer en verzoek UWV Arnhem;
  • Juni 2017 oproep werknemer door arts die zich voordoet als bedrijfsarts, eerste conclusie in het verslag is “er is sprake van evidente beperkingen t.a.v. arbeid”;
  • Mededeling aan de quasi bedrijfsarts dat er een nieuwe operatie op korte termijn zal plaatsvinden;
  • Quasi bedrijfsarts vraagt machtiging voor opvragen informatie bij behandelaars en spreekt met werknemer een vervolgconsult af om zijn definitieve bevindingen te bespreken alvorens het verslag naar de werkgever gaat;
  • Werknemer vraagt UWV Arnhem om intrekken bevoegdheden ERD ZW op grond van artikel 63a lid 5 Ziektewet omdat pesterijen werkgever en trawanten herstel ondermijnt;
  • UWV Arnhem geeft intern opdracht om intrekking bevoegdheden ERD ZW;
  • Quasi bedrijfsarts maakt op 24-07-2017 zonder medeweten werknemer een rapport op en stuurt deze naar de werkgever. Conclusie: “kan niet bepalen of werknemer op 01-04-2017 arbeidsongeschikt was”;
  • De arbodienst van de quasi bedrijfsarts zegt de consult afspraak met werknemer af (kennelijk klusje gedaan, factuurtje de deur uit en beroepsethiek in de prullenbak);
  • Ondanks herhaalde verzoeken van werknemer weigert zowel de betrokken arbodienst als de werkgever het rapport ter beschikking te stellen;
  • De ondeugdelijke arbodienst beroept zich op afspraken hierover met de werkgever en zend dus zonder toestemming van werknemer gegevens door naar de werkgever;
  • Pas na het stellen van een ultimatum verstrekt de enige bedrijfsarts van deze volstrekt onbetrouwbare arbodienst het rapport aan werknemer vergezeld van het uiten van verdachtmakingen;
  • Op 04-08-2017 volgt eerstejaars beoordeling ZW door verzekeringsarts van UWV Arnhem. Conclusie: “geen benutbare mogelijkheden vanaf september 2016 en de komende periode ook geen benutbare mogelijkheden”. De rol van de handelwijze van werkgever ERD ZW wordt benoemd;
  • Op 04-09-2017 volgt een beschikking ZW van het UWV Breda met de inhoud zoals voorgesteld door de werkgever. Inhoud: geen recht op ZW per 01-04-2017;
  • Bezwaar en vervolgens beroepsprocedure opgestart en beroepsprocedure is nog gaande;
  • Tussendoor Herzieningsverzoek door werknemer wegens evidente onjuistheid van de beslissing van 04-09-2017;
  • Na toezending formulier dwangsom volgt eind 2017 toezegging van UWV Breda dat beschikking van 04-09-2017 en bevoegdheden werkgever ERD ZW op grond van artikel 63a lid 5 Ziektewet worden ingetrokken;
  • Begin 2018: UWV betaalt ZW-uitkering uit en zend een mededeling ter bevestiging van toezegging december 2017;
  • Bezwaar gemaakt tegen deze mededeling omdat het inhoudelijk zelfs niet aan de basisvereisten voor een beschikking voldoet;
  • Naar aanleiding van het bezwaar stuurt UWV een kopie beschikking gedateerd 01-02-2018 waarin aan werkgever ERD ZW wordt medegedeeld dat het UWV de betalingsverplichting overneemt en deze uitkering en uitvoeringskosten niet aan werkgever zullen worden toegerekend omdat het UWV tegenstrijdige informatie heeft verschaft.

Uit het vorenstaande kan alleen worden opgemaakt dat de werkgever ERD ZW vanaf september 2016 geen enkele reïntegratieactiviteit heeft geïnitieerd en uitsluitend met list, leugen en bedrog (lees: gekochte mediation en gekochte verklaring quasi bedrijfsarts) er naartoe heeft gewerkt om het dienstverband te beëindigen. Ondanks de opdracht tot intrekking bevoegdheden ERD ZW door UWV Arnhem en in schril contrast met bevindingen bedrijfsarts die door werknemer is geraadpleegd en de conclusie van de verzekeringsarts UWV maakt UWV Breda een ZW-beschikking aan op voorstel van de werkgever.

Onder druk trekt het UWV de beschikking in en zegt toe de bevoegdheden van de werkgever in te trekken en zelf de verantwoordelijkheden op zich te nemen.

CONCLUSIE
Het UWV Breda maakt op voorstel van werkgever een beschikking ZW, terwijl UWV Arnhem al in juli opdracht tot intrekking van de bevoegdheden ERD ZW had gegeven en o.a. de eerstejaars  beoordeling ZW van de verzekeringsarts van het UWV Arnhem voorhanden was waarin klip en klaar was gesteld dat er vanaf 19-09-2016 sprake was van geen benutbare mogelijkheden.

Met de beschikking van 01-02-2018– zie 20180201_geen toerekening uitkeringslasten aan ERD werkgever – faciliteert het UWV Breda een antisociale werkgever ten koste van de gemeenschap.

Dat het UWV spreekt van “tegenstrijdige informatie die aan de werkgever is verschaft” doet ieder weldenkend mens de wenkbrauwen fronsen bij de wetenschap dat deze werkgever willens en wetens niets aan reïntegratie heeft gedaan, uitsluitend gericht was op beëindiging van de arbeidsovereenkomst en door haar gedrag de gezondheid van werknemer gedurende lange periode heeft ondermijnd. Sterker nog, de werkgever en diens zich als bedrijfsarts voordoende arts – deze mag zich hiervoor bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege in Zwolle en in later fase bij het Centraal Medisch Tuchtcollege verantwoorden – hebben het UWV Breda misleid met een volstrekt ondeugdelijk en vermoedelijk door de werkgever gekochte medische verklaring om tot een evident onjuiste beschikking m.b.t. het recht op ziekengeld te komen. Door de handelwijze van het UWV Breda wordt asociaal werkgeverschap ten koste van gemeenschapsgelden door kennelijk een mol van de werkgever op de UWV vestiging Breda gefaciliteerd.

VRAAG
UWV Breda, voer eens een integriteitsonderzoek uit in deze zaak! Doet u het niet zelf, dan garanderen wij u niet te zullen rusten totdat de laatste steen naar boven komt.


Terugwerkende kracht Wet BeZaVa onverbindend verklaard

Posted on: No Comments

Onderstaand treft u de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam waarin de terugwerkende kracht van de Wet BeZaVa onverbindend is verklaard. Het betekent dat de toerekening van ZW-uitkeringen voor het ZW-component van de gedifferentieerde premie Whk voor de gevallen waarbij de 1e ziektedag voor 01-01-2014 ligt, onterecht is.

Voor (middelgrote en grote) bedrijven is het van belang om na ontvangst van de beschikking gedifferentieerde premie Whk 2018 de instroomlijsten bij de Belastingdienst op te vragen en te controleren of er ex-medewerkers op staan die bedrijven die aan de criteria van deze uitspraak voldoen. De toerekening van de ZW-uitkeringen is dan onterecht, maar ook de WGA-uitkeringen die in het verlengde van de vangnet ZW-uitkering door het UWV zijn toegekend mogen niet aan de werkgever worden toegerekend.

ECLI:NL:GHAMS:2017:4830

Deze uitspraak sterkt mij in mijn overtuiging dat de toerekening van ZW en WGA-uitkeringen aan bedrijven die voor 01-01-2017 zijn teruggekeerd vanuit het eigenrisicodragerschap naar het publiek bestel en waarvoor de uitkeringen  al door verzekeraars worden betaald, hetzelfde lot verdient.